Blijde was superwapen van de middeleeuwen | Historianet.nl

2022-10-03 06:04:41 By : Ms. Kyra Yu

In de middeleeuwen maakte een angstaanjagend wapen het leven van kasteelheren onveilig. De katapulten uit de oudheid slingerden stenen over de muren, maar de blijde vermorzelde diezelfde muren met enorme rotsblokken.

In de middeleeuwen maakte een angstaanjagend wapen het leven van kasteelheren onveilig. De katapulten uit de oudheid slingerden stenen over de muren, maar de blijde vermorzelde diezelfde muren met enorme rotsblokken.

Al dagenlang kijken de inwoners van het Zuid-Franse plaatsje Minerve met argusogen naar de verplaatsingen van de vijand. Het is 1210, en Frankrijk is in een staat van burgeroorlog.

Twee jaar eerder is de koning een kruistocht begonnen tegen de katharen, die hun eigen stroming van het christendom vormen. En nu heeft het koninklijke leger de katharenstad Minerve bereikt.

Op zichzelf zouden de katharen zich geen zorgen hoeven maken. Minerve wordt omringd door dubbele muren en ligt op een steil rotsplateau. De stad is dus niet te bestormen. Toch hebben de inwoners een angstig voorgevoel.

Het koninklijke leger staat onder bevel van de wrede Simon van Montfort en heeft zich opgesteld in de bergen aan de andere kant van de kloof die Minerve beschermt.

De verdedigers zien hoe de vijandelijke troepen een aantal enorme machines aan het bouwen zijn, met grote houten balken op een statief. En ze zien dat er gigantische stenen naar de machines worden gerold.

Een paar dagen later worden de bangste vermoedens van de inwoners bewaarheid: de tonnen zware toestellen slingeren met een hels gekraak het ene rotsblok na het andere de kloof over.

Er klinkt een oorverdovende knal wanneer zo’n steen de muur raakt en huizen en bastions op hun grondvesten doet trillen.

Dag en nacht bestoken de machines de muren van Minerve vanaf hun posities rond de stad. Het toestel dat bij het kamp van Simon van Montfort staat, richt de meeste schade aan. Het is groter dan de andere en doet zijn bijnaam eer aan: ‘de slechte buur’.

De projectielen maken korte metten met de stadsmuren en de stenen trap die de burgers nodig hebben om water te halen in de kloof. Na zes weken is de onneembare vesting van de katharen gevallen. Minerve geeft zich over.

De blijde, die de vestingen van Minerve in 1210 murw beukte, was het nieuwe superwapen van de middeleeuwen.

Het was de eerste katapult die de zwaartekracht ten volle benutte, en de grootste blijden konden stenen van meer dan 300 kilo met grote kracht honderden meters wegslingeren.

Zoals de Duitse legeringenieur Konrad Kyeser in zijn werk Bellifortis uit 1405 schreef: ‘Dit is de grote blijde, die alle bolwerken bedwingt, stenen slingert, torens verwoest en sloten en steden vernietigt.’

De slagkracht van de blijde overtrof die van alle andere belegeringsmachines, en het nieuwe wapen deed in de 12e en 13e eeuw zijn intrede op de Europese slagvelden.

250 jaar lang vlogen er niet alleen rotsblokken door de lucht, maar ook paardenkadavers, krijgsgevangenen en alles wat verder maar wilde vliegen.

Acht jaar na de val van Minerve in 1210 werd de veroveraar ervan, Simon van Montfort, gedood door een steen van een blijde in de katharenstad Toulouse.

De eerste primitieve katapulten werden waarschijnlijk in de 4e eeuw v.Chr. in China gebruikt en bestonden uit een balk die op een hoog statief om een as draaide.

De as verdeelde de balk in een kort en een lang deel. Aan het eind van het lange stuk zat een slinger met een projectiel, en aan het korte stuk zaten touwen.

Om de katapult af te vuren trok een klein legertje mannen aan de touwen, zodat het korte stuk omlaag schoot en het lange omhoog. Het projectiel werd dan hard weggeslingerd. Uit moderne reconstructies van dit type blijde blijkt dat het een steen van 60 kilo naar een doelwit kon slingeren dat zich op maximaal 130 meter afstand bevond.

In de middeleeuwen werd de blijde verder ontwikkeld in het christelijke Byzantijnse Rijk in het huidige Turkije. Daarvandaan verspreidde het wapen zich naar andere landen.

In de 6e eeuw verschenen de eerste slingerblijden op de Europese slagvelden, waar ze veel angst zaaiden. Volgens bronnen had een Byzantijnse soldaat de Avaren – een krijgszuchtig volk van Turkse oorsprong – geleerd om slingerblijden te gebruiken.

Toen de Avaren in 597 de Griekse stad Thessaloniki belegerden, bestookten ze de verdedigers met wel 50 blijden: ‘Ze slingerden hele bergen naar ons toe. Want hoe anders moet je die enorme stenen noemen?’ klaagde de bisschop van de stad verontwaardigd.

Al snel namen ook de moslims in het Midden-Oosten katapulten in gebruik. En toen christelijke kruisvaarders het aan het eind van de 11e eeuw tegen de moslims opnamen, kwam de blijde naar West-Europa.

De kruisvaarders die in 1147 Lissabon belegerden, zouden de Moorse verdedigers met twee blijden en 100 touwtrekkers verslagen hebben.

Door in ploegen te werken konden de kruisvaarders een angstaanjagend hoog vuurtempo in stand houden: binnen 10 uur vuurden ze 5000 stenen af. Dat komt neer op vier schoten per minuut met elke van de twee blijden.

De strijd tussen de christenen en moslims leidde tot een heuse blijdewedloop tussen oost en west. En al snel deed een geheel nieuw type katapult zijn intrede op het slagveld: een monster dat krachtiger was dan welk ander wapen ook.

Eind 12e eeuw werd de zogeheten trebuchet ontwikkeld. Net als de slinger-blijde had die een lange slingerarm op een as, maar aan het korte uiteinde zaten geen touwen om aan te trekken, maar een contragewicht, dat vóór het vuren met een lier omhoog getrokken werd.

Als de slingerarm en het contra-gewicht losgelaten werden, vloog het projectiel met behulp van de zwaartekracht met zeer hoge snelheid weg.

Het is niet bekend waar en wanneer dit type blijde is uitgevonden. Een bron uit het Byzantijnse Rijk maakt gewag van een trebuchet die tijdens het beleg van de stad Zevgminon in 1165 ingezet werd. Maar de kruisvaarders hebben het wapen wellicht al tijdens de Eerste Kruistocht in 1096 gebruikt, mogelijk geïnspireerd door de Arabieren.

Toen de Engelse koning Richard Leeuwenhart in 1191 de stad Akko in Syrië belegerde, beschikten de kruisvaarders zeker over trebuchets.

Maar liefst 11 grote katapulten beukten op de verdedigingswerken in. Eentje was zo groot dat hij ‘Gods stenenwerper’ werd genoemd. Volgens bronnen kreeg dit wapen een bijzondere behandeling:

‘Er stond altijd een priester naast het toestel, die preekte en geld inzamelde voor het onderhoud en om mensen in te huren die de stenen projectielen aandroegen. De machine verwoestte 10 meter van de muur naast de Maledicta-toren.’

Volgens dezelfde bron gaven blijden de doorslag bij de val van Akko in dat jaar: ‘Richards blijden vuurden dag en nacht. Het is met zekerheid te zeggen dat een ervan 12 man met één steen doodde. Niets weerstond de schoten; alles werd verwoest of verpulverd.’

De grote blijden met een contragewicht waren met een laadtijd van een paar minuten tot een half uur een stuk trager dan de katapulten op handkracht, maar ze waren veel nauwkeuriger.

Zelfs de meest ervaren touwtrekkers trokken niet altijd met precies dezelfde kracht, en slingerblijden misten hun doel dan ook regelmatig.

Een trebuchet schoot echter elke steen met dezelfde energie weg, zolang het contragewicht en het gewicht van het projectiel gelijk bleven. Door het contragewicht en de lengte van de slinger te variëren, konden de artilleristen nog nauwkeuriger richten.

Nog belangrijker was dat de trebuchet veel zwaardere stenen wegslingerde. De Fransman Villard de Honnecourt maakte in de 13e eeuw een schets van een blijde die volgens berekeningen van deskundigen een contragewicht van 30 ton moet hebben gehad.

Daarmee kon een steen van 250 kilo een doel op 160 meter afstand raken. Een reconstructie van dit type katapult wist een auto van 476 kilo 80 meter weg te slingeren.

Tijdens de strijd tegen de katharen in Zuid-Frankrijk boekte de kruisvaarder Simon van Montfort veel successen met blijden, zoals bij de verovering van de stad Minerve.

Maar in 1211 werden de rollen omgedraaid en ondervond Van Montfort zelf de kracht van de blijde aan den lijve toen de katharen zijn leger in de plaats Castelnaudary beschoten: ‘Met de eerste steen gooiden ze een toren plat.

Met de volgende een ruimte in de burcht. Bij het derde schot werd de kei verbrijzeld, maar niet dan nadat hij veel schade had aangericht,’ aldus de geschiedschrijver Guilhem de Tudela.

Simon van Montfort overleefde de belegering, maar zijn geluk duurde niet eeuwig. Toen zijn troepen in 1218 de katharen in Toulouse belegerden, werd Van Montfort in de stad getroffen door een steen van een blijde. De grote blijde-strateeg was op slag dood.

In de houten bak die het contragewicht bevatte, ging tot 30 ton stenen, klei of lood. Het scharnier zorgde voor een gelijkmatige kracht omlaag en voorkwam dat het statief brak tijdens het vuren.

De slingerarm werd omlaag getrokken met een lier, die bij de allergrootste blijden door een tredmolen voor 2 of 3 man werd aangedreven.

Als het contragewicht boven was, werd de slingerarm aan het statief vastgemaakt met een haak, die bij het vuren werd losgemaakt.

Een gleuf in de bodem zorgde ervoor dat het projectiel niet opzij vloog bij het vuren. Dankzij deze gleuf kon de slinger langer worden, wat de vuurkracht van de blijde aanmerkelijk verhoogde.

Dankzij hun effectiviteit waren grote katapulten ontzettend waardevol, net als de kennis van hun constructie. In 1249 mocht de blijdebouwer Jocelin de Cornaut, die er maar liefst 18 maakte, zich ‘meesteringenieur’ noemen. Een andere blijdemaker, Jean de Mézos, werd zelfs tot ridder geslagen.

Uit de status van deze constructeurs blijkt dat de productie van blijden van groot belang was, en Europese vorsten gaven torenhoge bedragen uit aan de werpmachines.

Toen de Engelse koning Eduard I in 1287 de burcht Dryslwyn in Wales aanviel, was hij 14 pond kwijt aan de bouw van een blijde – het dagloon van 600 bereden boogschutters.

Alleen al voor het uithakken en vervoeren van de stenen huurde Eduard 20 steenhouwers en vier voerlieden in. Om de enorme katapult te verhuizen naar een nieuwe belegering waren 40 ossen en vier grote wagens nodig.

Niet alleen de Europeanen maakten op het slagveld gebruik van katapulten. Toen sultan Saladin in 1187 de kruisvaarders in Jeruzalem belegerde, beval hij zijn mannen volgens bronnen uit die tijd om de Damascuspoort van de stad aan te vallen.

De kruisvaarders deden voortdurend uitvallen vanuit de poort, en uiteindelijk moest Saladin de aanval afblazen.

Hierop liet de legerleider zijn blijden een gedeelte van de stadsmuur zonder poorten onder vuur nemen. Na drie dagen stortte een stuk muur in, en hoewel de kruisvaarders de eerste bestormingen wisten af te slaan, moesten ze zich uiteindelijk overgeven.

Een eeuw na de val van Jeruzalem waren er meer blijden op het slagveld dan ooit.

In 1291 maakten de moslims een einde aan de kruistochten door met een batterij katapulten de kruisvaardersstad Akko in Syrië in te nemen. Maar liefst 92 blijden bestookten de muren van de stad, die na 43 dagen viel.

Middeleeuwse krijgsheren legden een grote mate van creativiteit aan de dag als ze munitie voor hun blijden nodig hadden.

In een 15e-eeuws manuscript van de Toscaanse uitvinder en ingenieur Mariano Taccola komt een schets voor van verschillende typen brandbommen – vermoedelijk vaten die gevuld waren met brandende olie of teer.

Ook zogeheten ‘bijenkorven’ – een soort straatstenen van poreuze klei die in splinters uiteenvielen – en zelfs de afgehakte hoofden van vijanden werden over de stadsmuren geslingerd. Soms werd de slotgracht van een burcht drooggelegd door hem met blijden te bestoken met tonnen vol aarde.

Toen Franse belegeraars in 1335 een Engelse boodschapper uit het kasteel Auberoche gevangennamen, stuurden ze hem met een blijde retour over de muur – met het antwoord om zijn nek.

Ook voor biologische oorlogvoering werd de katapult ingezet, en soms had dat verstrekkende gevolgen. In 1346 had Jani Beg, de khan van de Tataarse Gouden Horde, het beleg geslagen voor de Genuese handelspost Kaffa aan de Zwarte Zee.

Ineens stierven de krijgers van de khan echter bij bosjes aan een mysterieuze ziekte. De Italiaan Gabriele de’ Mussi bracht verslag uit:

‘Toen de Tataren, steeds verder verzwakt door de oorlog en de pest, inzagen dat ze ten dode opgeschreven waren, legden ze lichamen op de katapulten en lieten ze die de stad Kaffa in slingeren opdat alle burgers daar aan de ondraaglijke pest zouden bezwijken.’

De ziekte ging de geschiedenis in als de Zwarte Dood, de pestepidemie die tussen 1347 en 1352 de helft van de Europese bevolking wegvaagde. En het is heel waarschijnlijk dat de Genuezen die Kaffa ontvluchtten de ziekte in 1347 als eersten naar Europa brachten.

Jani Beg Khan was daarmee verantwoordelijk voor de mogelijk dodelijkste bacteriologische aanval aller tijden – maar dat was de eerste noch de laatste die met een blijde werd uitgevoerd.

De middeleeuwse legers zagen er geen been in om rottende kadavers of lijken over de muren van belegerde steden te schieten om ziekten te verspreiden.

In 1332 doodden soldaten uit Straatsburg 48 vijanden, stopten de lichamen in vaten met afval en slingerden ze de burcht Schwanau in. En in 1422 brak er een epidemie uit in het Tsjechische Karlstein nadat de stad was beschoten met lichamen en 2000 ladingen poep.

In 1453 werden de dikke muren van Constantinopel geslecht door twee bombarden, reuzenkanonnen.

Katapulten werden vooral gebruikt om zaken óver de muren te schieten, niet erdoorheen. Dat kwam omdat burchten steeds dikkere muren kregen als reactie op de opkomst van de blijde. En tegen zeer dikke en hoge muren kon zelfs de grootste katapult niets uitrichten.

In de loop van de 14e en 15e eeuw waren de verdedigers daardoor steeds meer in het voordeel, ook al werden de blijden almaar krachtiger. Pas na de komst van het kanon veranderde het slagveld, net als na de doorbraak van de blijde, van aanzien.

In de eerste helft van de 15e eeuw telde het arsenaal van belegeraars zowel blijden als kanonnen, maar een beleg in 1453 maakte duidelijk dat het kanon de blijde zou verdringen op de slagvelden van de toekomst.

In dat jaar liet de Ottomaanse sultan Mehmet twee enorme kanonnen naar de muren van Constantinopel brengen. De bronzen bakbeesten werden elk door 60 ossen en 200 mannen getrokken. Er moesten nieuwe bruggen gebouwd worden die het gewicht konden dragen.

De kanonnen moesten gestabiliseerd worden met reusachtige stenen, zodat ze enigszins in de richting van het doel schoten, en de loop werd zo heet dat ze maar een keer in de drie uur afgevuurd konden worden, maar ze waren zeer krachtig.

Wekenlang bestookte de sultan de metersdikke muren van de oude keizersstad, en op 29 mei braken de Ottomanen door. De val van Constantinopel luidde het eind van de blijde in: voortaan staken vorsten hun geld liever in kanonnen.

De katapult raakte echter niet geheel in de vergetelheid. Toen de Spaanse conquistador Hernán Cortés in 1521 tijdens de belegering van de Azteekse hoofdstad Tenochtitlan door zijn buskruit heen was, liet hij zijn mannen een blijde bouwen.

Maar die bezaten niet de kennis van de oude blijdebouwers, en de eerste steen vloog recht omhoog en verwoestte het toestel. De stad viel wel, maar niet dankzij de blijde.

K. Nossov: Ancient and Medieval Siege Weapons, Lyons Press, 2005. R. Jurga: Mittelalterliche Kriegsgeräte und Waffen, Brandenburgisches Verlagshaus, 2013. P. Chevedden: Invention of the Counterweight Trebuchet, Dumbarton Oaks Papers, 2000.

Bonnier Publications International AS Postboks 543 1411 Kolbotn Norge Org. 977041066

Ja, ik ontvang graag de nieuwsbrief van Historia met inspirerende artikelen en reclame voor Historia per mail. Lees verder